De geografische geschiedenis van Soest en Baarn.
De gemeenten Baarn en Soest liggen op en aan de oostkant van de stuwwal de Utrechtse Heuvelrug, grenzend aan een van de weinige rivieren die van bron tot monding op Nederlands gebied liggen: de Eem, maar ook bij één van de grootste zandverstuivingen van Nederland.
Soest is in de 11de eeuw ontstaan als kleine boerennederzetting op een deel van de stuwwal, waardoor het mooi beschermd was tegen wateroverlast van de Eem.
De afwisseling tussen ‘hoog en droog’ en ‘laag en nat’ maakt het landschap bijzonder. Dat geldt niet alleen voor het overgangsgebied naar de Eem, maar zeker ook voor het, van oorsprong, natte gebied van het Soesterveen. Dit is het laatste restant hoogveen in de provincie Utrecht.
Bijzonder van het gebied bij Soest is dat hier de Utrechtse Heuvelrug ‘op zijn breedst’ is, namelijk zo’n 9 km. De hoogste delen van de stuwwal in de gemeente Soest zijn de Soesterhoogt (42 m + NAP) en De Stompert (51 m+ NAP).
De Eempolder bij Soest en Baarn is een overgangsgebied tussen hoge zandgronden en de Eemvallei met haar klei- en veengronden. Aan de vegetatie is de overgang van zand- naar veen- en kleigronden duidelijk te zien, de bossen maken plaats voor graslanden. De Eempolder is tevens een waardevol kwelgebied. Het regenwater dat op de hoge zandgronden van de Heuvelrug valt, komt in deze lager gelegen zone aan de oppervlakte. Kwelwater is herkenbaar in de sloten aan de roestbruine kleur, die wordt veroorzaakt door ijzerbacteriën.
Het boekje is digitaal te lezen op de website van het Geopark en te verkrijgen bij het Museum Soest.